Rot toch 's op
Door Nico Zwart
Ja, dat was letterlijk wat hij zei. “Rot toch ’s op met die God van je.” Ik krijg het bijna niet op papier, het voelt oneerbiedig om op te schrijven. En toch denk ik dat het goed is om het eerlijk te vertellen. Want in het echte leven eindigt evangeliseren niet altijd met een gebed en handoplegging, terwijl de ander zich overgeeft aan Jezus.
Mijn buurman zat buiten, kop koffie, krant erbij. Hij, zelf een gerenommeerd schrijver, had net mijn column gelezen. Ik liep langs.
“Nico, mag ik eerlijk
zijn?” Dat klonk niet als het begin van een compliment.
“Kijk, je schrijft best aardig,” begon hij. En ik voelde de maar al aankomen.
“Ik lees al je stukjes, maar elke keer als je de link legt met je geloof, denk ik: rot toch eens op met die God van je.”
Ik zou ervoor kunnen kiezen om door te gaan met schrijven en God erbuiten te laten. Dan zou ik misschien een “best aardige schrijver” zijn, met een groter podium, misschien zelfs in het rijtje van Nico Dijkshoorn of Marcel van Roosmalen.
Dat zouden we allemaal kunnen doen. Als je een instrument bespeelt en daar seculier meer aandacht voor krijgt. Wanneer je zingt, maar een groter podium kunt betreden als je niet over God zingt.
We gaan dit seizoen met de kerk veldvoetballen bij Be Quick. We hopen het evangelie te delen; onderling, maar ook met tegenstanders. Ook daar kunnen we ervoor kiezen om iets minder aandacht te geven aan het Hoofddoel. Minder tijd voor gebed, meer trainen. De mindere spelers vaker op de bank, in het belang van het team. Iets minder eerlijk spelen. Misschien worden we dan wel kampioen.
Iets minder God vanaf de kansel, of het podium kan ik beter zeggen. Zou dat zorgen voor meer bezoekers? Durven we dan onze buren en collega’s makkelijker mee te vragen? Worden we daardoor aantrekkelijker? Is dat eigenlijk wat we willen?
De vraag stellen is hem beantwoorden natuurlijk. En toch, eerlijk is eerlijk: het schuurt. Want we evangeliseren niet vaak. Je stapt niet elke dag op je buurman af. Je houdt niet elke maandag een preekbespreking op je werk. Je nodigt je familie niet wekelijks uit voor de kerk. En áls je het dan doet en je krijgt te horen dat je op moet rotten, dan denk je: laat maar zitten.
Of… Je gaat door.
Want mijn buurman was nog niet klaar: “De laatste tijd stoort het me niet meer. Ik weet niet waarom. Maar ik heb wel vragen.”
Onze buren, collega’s, familie en de jongens van voetbal hebben misschien wel meer God nodig dan ooit tevoren.
Laten we dus niet zwijgen, maar volhouden. En laten we het ook niet groter maken dan het is. Paulus ging van stad naar stad, werd eruit gesleept en gestenigd, maar gaf niet op. Dan valt het “rot op” dat wij soms moeten slikken reuze mee.
In de wetenschap dat onze God groter is dan elke afwijzing.


